Gobi
De Gobi is iets wat wij in Nederland kennen als de grote zandbak-woestijn van Mongolië. Echter, eenmaal aangekomen in Mongolië blijkt dat helemaal niet zo te zijn. Zo bedoelen de locals met de term Gobi de steppe die zo ongeveer geheel zuid-Mongolië beslaat. Maar, ongeacht de definitie die je eraan hangt, het blijft een klein woord voor een heel groot gebied met niks.
De afgelopen 9 dagen zijn we door de Gobi getrokken met onze eigen Russische bus, die door ons werd omgedoopt tot ‘Boris’. En het was nou niet echt de meest comfortabele tocht van deze reis te noemen! Er zijn vrijwel geen geasfalteerde wegen en los daarvan had onze chauffeur sowieso al een grote voorkeur voor de meeste onmogelijke routes door de vlakte. Wij hobbelden dus vrolijk in onze Boris-bus van de ene naar de andere kant, waarbij we soms zelfs loskwamen van onze stoelen. Gelukkig was zelfs het dak van Boris gepolsterd, zodat al te grote hobbels niet in een hersenschudding eindigden.
Comfortabel waren onze slaapplekken ook niet echt, want we sliepen heel cultureel verantwoord in ger-tenten bij lokale nomade gezinnen. Op zich heel erg leuk om een glimp mee te krijgen van dit boeiende bestaan. Echter bij gebrek aan een Ikea in de Mongoolse steppe sliepen we in een bed dat ofwel zo hard was als een houten plank, of zo slap geveerd dat je in een perfecte boog met je kont op de grond lag. Toiletten bij de ger’s zijn een gat in de grond met een afdakje erboven. En de rest van de dag plas je gewoon midden in de natuur. Op zich geen probleem natuurlijk, totdat er ineens een ruiter op zijn paard naast je staat terwijl je net discreet achter een heuveltje zit te plassen!
Maar, buiten al dit afzien vonden we het echt fantastisch in de Gobi!! De natuur is namelijk heel erg mooi en verrassend veelzijdig voor een grote steppe. Het ging van dorre kiezelgronden naar groene bergen en van grote zandduinen naar watervallen en een ijsvallei. En met het veranderen van de natuur, veranderde ook het klimaat per dag. De ene dag stonden we te zweten in ons t-shirt en de volgende dag bevroren we bijna in onze ger. Dat dan wel weer bij een vrijwel altijd felblauwe hemel! En omdat het land zo groot is en er zo weinig mensen wonen, is het er ook nog erg leeg en onbedorven.
Er leven ook enorm veel dieren, die zich blijkbaar niks aantrekken van het extreme klimaat (in de winter kan het hier -50 graden worden, ik zou echt doodgaan!). De leukste dieren vonden wij toch wel de kamelen (hilarische bekken!) en de yaks. Vooral de baby-yaks zijn echt kleine schattige pluizenbollen die achter hun moeders aanhuppelen. Bas heeft het nog aangedurfd om op een paard te rijden, maar ook het paard had door dat er geen chemie was en Bas snotterde door zijn allergie vervolgens nog 2 dagen na. Ikzelf was ook wat minder enthousiast over het paardrijden, want mijn paard werd strak aan de teugels gehouden door de nomadenman die ons begeleide. Paardrijden is voor mannen, dus als vrouw kun je dat natuurlijk niet zonder begeleiding!
Inmiddels zijn we terug in Ulaanbaatar en genieten we hier van het Nadaam festival (het jaarlijkse festival met traditionele Mongoolse sporten als paardenrennen en worstelen). We hebben hier tijdens onze Gobi tocht al een voorproefje van gezien in een klein dorpje, waar we met de lokale worstelheld op de foto mochten (ik met brede glimlach, Bas net iets minder….). En verder genieten we hier met name van alle Westerse restaurants, want ook de Mongoolse keuken was wel een beetje afzien. Thee met zoute paardenmelk is met een beetje goede wil nog wel te doen, maar van bijvoorbeeld de ingedroogde yak-yoghurt-koeken werden we toch wat minder enthousiast. En gek genoeg ga je na 4 dagen lunch en diner op basis van aardappel, peen en ui ineens dromen over pizza en patatjes speciaal….